Gebruik bij het leren spellen alleen de regels van de Nederlandse taal en leg uit hoe de verschillen in schrijfwijze zijn ontstaan. De leerlingen begrijpen waarom iets op een bepaalde manier geschreven wordt. Als de leerlingen begrijpen waarom een woord op die manier geschreven wordt, dan onthouden zij de schrijfwijze van de woorden ook beter.
Basisregels van de spelling van de Nederlandse taal
- Je spelt het woord met de klanken die je hoort in de standaarduitspraak van dat woord.
- Je spelt een woord of woorddeel zoveel mogelijk op dezelfde manier. Je schrijft ‘hond’ en niet ‘hont’ en je schrijft ‘ik heb’ en niet ‘ik hep’.
- Een Nederlands woord eindigt nooit op een v of een z. De v vervang je door een f en de z vervang je door een s. Zoals bij de woorden ‘verf’ en ‘muis’.
- De spelling van een woord wordt bepaald door zijn herkomst.
Dit geldt voor de twee schrijfwijzen van de tweeklanken ei (ij) en au (ou). - Leenwoorden worden vaak vernederlandst. Het Franse woord ‘serieux’ schrijf je in het Nederlands als ‘serieus’. Een Engels leenwoord wordt zelden vernederlandst.
- Een lange klinker schrijf je in een gesloten lettergreep met twee tekens. In een open lettergreep schrijf je de lange klinker met een enkel teken.
- Je schrijft hoofdletters bij namen van mensen, plaatsen, instellingen, feestdagen en historische gebeurtenissen.
In ‘De ontwikkeling van onze taal’ wordt uitgelegd hoe de schrijfwijze van de Nederlandse taal is ontstaan.
Wil je meer tips voor breinvriendelijk spellingonderwijs? Lees dan ook onze andere blog over rijmpjes en regeltjes.